Herbronning van Groen

06 November 2024

Herbronning van Groen

TIJD OM TE HERBRONNEN EN DE TOEKOMST VOOR TE BEREIDEN.

EVALUATIE VAN HET VERKIEZINGSJAAR 2024

Nota GroenPlus

 

Vooraf

Deze nota wil een aanzet geven tot een grondige evaluatie van de voorbije verkiezingen en een voorzet voor het debat over de herbronning van Groen, over de plaats van de ecologische partijen in het politieke landschap.

Deze nota heeft zeker niet de ambitie om een volledige analyse te maken van het huidige politieke landschap. Ook de voorstellen tot herbronning zijn vooral bedoeld als richtingwijzers. Het debat op het nationaal bestuur van 14 november is een eerste moment om de tekst te verrijken.

Als we echt willen herbronnen dan moeten we daar de tijd voor nemen en op zoek gaan naar de hertaling van onze basiswaarden. Dit is geen werk van parlementsleden of studiediensten maar groeit uit een debat samen met alle leden en met het middenveld.

Omdat de partij besliste om zonder voorafgaande evaluatie, volgende maand al voorzittersverkiezingen te organiseren, formuleren we een aantal stellingen die we willen voorleggen aan de kandidaat-voorzitters.

Hierbij vragen we hun engagement om niet over te gaan tot de orde van de dag maar werk te maken van dit herbronningsproces.

Mieke Vogels

Waarom verliest Groen de verkiezingen?

Groen kan het verkiezingsjaar 2024 helaas niet afsluiten als overwinnaar. Zowel bij de parlementsverkiezingen van juni als bij de recente gemeenteraadsverkiezingen in oktober verloren we kiezers. Vooral op het platteland verliezen we veel mandatarissen.

Het verstandshuwelijk tussen N-VA en Vooruit zorgt er bovendien voor dat we, ook op plaatsen waar we sterk staan, naar de oppositie worden verbannen.

Lang voor we intern een evaluatie kunnen maken, is de pers er om het bilan op te maken. Perfect passend bij de tik-tok tijd van vluchtigheid en dagjespolitiek, roepen ze om het ontslag van de Groen voorzitters. Voor alle gemak ‘kiezen’ ze ook maar meteen onze nieuwe voorzitter. Petra De Sutter moet Groen van de ondergang redden.

Deze analyses munten uit in oppervlakkigheid. Journalisten en politieke waarnemers organiseren graag hun grote gelijk. Gedurende weken en na elk debat werd de positie van onze co-voorzitters Nadia Naji en Jeremie Vaneeckhout in vraag gesteld: ‘zo’n duobaan werkt niet’, dat was de conclusie.

Maar de ecologisten doen het overal in Europa slecht. Bij de jongste verkiezingen voor het Europees parlement is de Groene fractie in het Europees Parlement van 70 naar 53 zetels gezakt. Dat ligt echt niet aan het feit dat Groen in Vlaanderen geleid wordt door twee voorzitters.

De analyse moet veel dieper graven

Het is ondertussen vijf na twaalf voor de klimaatopwarming maar parallel met de toenemende ernst verkleint de interesse voor het thema. Ook in de verkiezingscampagnes zijn milieu en natuur geen thema.

Hoe harder de analyses worden, hoe minder de klimaatbeweging erin slaagt om te mobiliseren en hoe meer terrein de ecologische partijen moeten inleveren. Regeringen kijken de andere kant op. Klimaatrampen volgen elkaar op en eisen almaar meer slachtoffers. Toch mislukt de biodiversiteitstop in Columbia. En de Vlaamse regering vermindert de middelen om ons voor te bereiden op de nieuwe realiteit van waterbommen en lange droogteperiodes.

‘Schiet niet op de boodschapper’

Als Corona iets heeft nagelaten is het wel het onderuit halen van de ‘evidence based’ politiek. In coronatijden werd wetenschappelijk onderzoek over het virus en over vaccinaties weggezet als ‘fake news’ en op sociale media circuleerden de meest waanzinnige complottheorieën. Dit breidde zich uit na corona. Rapporten over de opwarming van de aarde of verlies aan biodiversiteit worden weggezet als deel van het complot om de vrijheid van de mens in te perken. Zogenaamde ecorealisten beweren intussen dat het menselijk vernuft en de vooruitgang wel oplossingen zal vinden voor de gevolgen van de klimaatopwarming.

In heel Europa zien we hoe nationalistische en extreemrechtse partijen hierop in spelen en de realiteit van klimaatverandering wegzetten als doemdenken. Diezelfde partijen eigenen zich bovendien ook het alleenrecht toe om te bepalen wat nog als ‘probleem’ gezien mag worden. Zo wordt migratie als probleem afgeschilderd, terwijl spreken over het probleem van racisme taboe wordt. Denk maar aan de grove en vernederende reactie van Bart De Wever en Tom Van Grieken toen onze co-voorzitter Nadia Naji de term racisme durfde te gebruiken in een TV-debat.

Klimaatontkenning heet realisme terwijl het massaal deporteren van mensen geduid wordt als grip krijgen op migratie. Opkomen voor gelijkheid wordt afgedaan ‘woke’ en ijveren voor de vrijheid van godsdienst wordt gelijkgesteld met verdedigen van terrorisme.

Intussen worden internationale verdragen naar de prullenmand verwezen. Israël bezet Palestina en is bezig met een genocide. Hierbij worden alle afspraken van het internationale recht genegeerd. Verdragen die een bezettende mogendheid verplichten om de burgerbevolking en de infrastructuur van het bezette land te beschermen, worden voortdurend geschonden.

Sinds de oorlog in Oekraïne domineert ook opnieuw de oorlogsretoriek. Het voor de hand liggend pleidooi voor weerbaarheid en zelfverdediging duldt geen enkele tegenspraak. De oorlogsretoriek mobiliseert alle Europese regeringen om miljarden te investeren in bijkomende bewapening.

Daarmee kunnen we die middelen niet meer inzetten om ons aan te passen aan de opwarming van het klimaat of voor de wereldwijde strijd tegen honger en armoede. De uitgaven voor meer wapentuig komen samen met de import van het schaliegas ter vervanging van het Russisch gas, vooral de Amerikaanse economie ten goede. Dit neutraliseert bovendien de investeringen in maatregelen tegen klimaatopwarming en de afbouw van fossiele brandstoffen. Het recente VN-rapport stelt dat nooit eerder zoveel CO2 werd uitgestoten als vorig jaar. Dit is voor een belangrijk deel toe te schrijven aan de oorlogen die vandaag woeden.

Waarom reageren de Groenen niet?

Ook groene partijen lijken deze feiten te ondergaan. Zij zijn niet langer de motor van de tegenbeweging.

Groene partijen zijn steeds meer bezig met hun eigen overleven en laten zich net als andere partijen leiden door de dictatuur van de korte termijn, opgelegd door opiniepeilingen, kiezersonderzoeken en de politieke analyses die de media presenteren.

Vervang de huidige voorzitters door Petra, wordt unaniem gesuggereerd door die media. En ja, Petra zou een schitterende voorzitter zijn en kan wellicht een einde maken aan de neergaande opiniepeilingen. Maar het gevaar dat we dan weer met zijn allen denken dat we goed bezig zijn. Het is onverantwoord om te kiezen voor iemand van wie we denken dat ze goed zal pakken op televisie, zonder het noodzakelijke, onderliggende renovatiewerk op te nemen. Petra is te belangrijk om op die manier te verbranden.

Eerst moet er een duidelijk evaluatie en veranderingstraject worden opgestart om de partij te herbronnen en te reorganiseren.

Commentatoren in de media beweren steevast dat Groen de voorbije vijf jaar vooral ‘te radicaal’ is geweest. De Groenen zouden té ideologisch zijn, moeite hebben om zich pragmatisch op te stellen, te elitair zijn en te weinig luisteren naar wat er leeft. Zelfs binnen de partij beginnen sommigen deze analyse over te nemen.

Moeten we nog voorzichtiger zijn? We zeggen nu al te pas en te onpas dat ‘we niet anders kunnen’ dan de kerncentrales openhouden of dat de oorlog in Oekraïne ons wel dwingt om te investeren in wapens.

Wordt het niet dringend tijd om de rug te rechten en gericht terug te slaan. Wie bij de minste weerstand wijkt, zal alleen meer klappen krijgen.

Op korte termijn levert een strategie om de commentatoren te behagen misschien meer stemmen op. Maar wie het kader van de tegenstander als uitgangspunt aanvaardt, dwingt zichzelf om steeds verder in diens richting op te schuiven. Zo worden we op termijn overbodig.

Het wordt meer dan tijd om ons te bevrijden van de zorgvuldig in standgehouden vooroordelen.

Groen is een elitaire partij. Heb je poen, stem groen…

N-VA maar ook Vooruit zetten Groen weg als ‘elitair’. Maar terwijl een figuur als Matthias Diependaele Groen bestempelt als ‘elitair’, verkondigt hij meteen dat er vandaag te veel beleidsaandacht gaat naar de 20 procent armsten. Het Rekenhof berekende intussen wel dat het Groen programma de armste lagen van de bevolking het meest ten goede komt. Waarom laten we dat gebeuren?

Groen is nog te veel alleen milieupartij

Van bij haar ontstaan heeft Agalev ecologie verbonden met sociale herverdeling. (zie het economisch congres van Mechelen 1985)

Toch blijft de partij investeren in dure kiezersonderzoeken die steeds weer peilen naar dezelfde vraag: ‘Is Groen niet te veel een milieupartij?’ Daarop volgt dan steevast het verwachte en permanent gesuggereerde antwoord.

De positionering van een partij vertrekt vanuit haar ideologie en wordt geschraagd door een breed debat binnen de partij. Positionering is geen zaak van marketeers en communicatiebureaus gericht op het presenteren van verkoopstrategieën. Toch besliste de partij vorig jaar om, na het zoveelste kiezersonderzoek, opnieuw te tonen dat Groen meer is dan groen. Een veelkleurig nieuw logo moest dit bewijzen. Je verandert een imago niet met een kleurrijk nieuw logo dat bovendien wel heel erg lonkt naar de regenboogvlag van de LGTBQI+ groep.

Op het moment dat klimaat en biodiversiteit bovenaan de agenda staan, stellen wij dat we toch niet echt zo’n enge milieupartij zijn? Als de wind tegen zit moet je juist je corebusiness in de etalage zetten en geloven in je eigen verhaal!

Zoals Anuna De Wever zegt in haar nieuw boek: “… voor mij is radicaliteit een synoniem voor eerlijkheid, omdat de realiteit zo fundamenteel verkeerd zit dat onze oplossingen ook radicaal moeten zijn.”

Of Petra De Sutter: “Doe je aan politiek volgens het draagvlak dat er is, of probeer je draagvlak te creëren voor het beleid waarvan je weet dat het noodzakelijk is? Ik ben overtuigd van het tweede. Het ‘volk’ achternalopen en zeggen wat het graag wil horen in de hoop hun stem te krijgen, dat is toch de definitie van populisme.”

De strategische keuze die de partij moet maken

Worden we voorzichtiger en minder ideologisch? Gaan we meer luisteren naar wat er leeft en onderzoeken we eerst of er een draagvlak is voor onze voorstellen? Investeren we verder in campagnes die duiden dat we meer zijn dan Groen?

Of kiezen we ervoor om duidelijke taal te spreken, om radicaal op te komen voor onze waarden en ideeën? Zijn we een fiere en overtuigde ecologische partij die stap voor stap een draagvlak creëert voor haar ideeën?

We moeten terug naar onze basiswaarden.

De Vlaamse groene partij is onderdeel van de wereldwijde ecologische stroming. Ecologie is een ideologie naast het liberalisme en het socialisme.

Wanneer we samen een taart bakken dan vinden liberalen dat het grootste deel toekomt aan de leverancier van het meel, de eieren, de suiker… Socialisten vinden dat de arbeider die het deeg kneedde en de taart bakte het grootste stuk verdient. Beiden hebben er belang bij dat de taart zo groot mogelijk is want dan is er meer te verdelen. Ecologisten van hun kant bekommeren zich niet alleen over een rechtvaardige verdeling maar ook over de kwaliteit van de taart. Er zijn grenzen aan de groei. Op een bepaald moment is de taart erg groot maar is de kwaliteit zo slecht dat het eten van die taart ons ziek maakt. Vandaag te gulzig leidt ertoe dat morgen de bloem op is en dat er voor onze kinderen geen taart meer over blijft.

De basispijlers die onze partij bij de oprichting van Agalev schraagden – ecologisch en sociaal, basisdemocratisch en geweldloos – zijn nog steeds razend actueel. We moeten ze vandaag vertalen in een verhaal voor de 21ste eeuw.

Hieronder een mogelijke aanzet:

1. Ecologische en sociaal

1.1. Anders groeien

We willen de aarde niet harder belasten dan ze aankan. Ook de toekomstige generaties hebben recht op een goed leven.

Niet minder maar anders groeien kan door af te stappen van een systeem dat alles afhankelijk maakt van een verkeerd begrepen groei. Vandaag stellen we welvaart gelijk aan economische groei en meten die groei met een foute meter, het Bruto Binnenlands Product (BBP) of de optelsom van alle goederen en diensten die in 1 jaar tijd geproduceerd worden. Dat heeft geen oog voor lange termijneffecten en telt ook negatieve neveneffecten van het systeem mee als groei. Bovendien wordt alleen betaalde arbeid geteld.

Robert Kennedy: “Het Bruto Binnenlands Product omvat luchtvervuiling, reclame voor sigaretten en de kost van de ambulances verkeersslachtoffers ophalen. Het rekent de veiligheidssloten op onze voordeuren mee als ook de uitgaven voor de gevangenissen voor de mensen die de sloten stukmaken. Het Bruto Binnenlands Product omvat de vernietiging van de cederwouden en de dood van de Grote Meren. Het groeit als we napalm en raketten en kernkoppen produceren. Het houdt geen rekening met de gezondheid van onze gezinnen, de kwaliteit van het onderwijs of het plezier dat we aan spelen beleven. Het is even onverschillig voor de netheid van onze fabrieken als voor de veiligheid van onze straten. Het is niet geïnteresseerd in de schoonheid van onze poëzie of in de kracht van ons huwelijk, noch in de intelligentie van het publieke debat of de integriteit van overheidsofficials... Het meet kortom alles, behalve wat het leven de moeite waard maakt.”

De roep naar een andere welvaartsmaat die rekening houdt met de grenzen van mens en planeet is niet nieuw. Niet alleen Robert Kennedy maar ook de Franse president Nicolas Sarkozy riep in 2009 de internationale organisaties op om hun rekenmethodes te veranderen en het Bruto Nationaal Product (bnp) niet langer als ultieme maatstaf voor welvaart en groei te nemen. Volgens Sarkozy vertelt het bnp te weinig over het concrete leven dat vrouwen en mannen leiden. Hij stelde een commissie aan die onder leiding van Nobelprijswinnaar Joseph Stiglitz werkte aan en nieuwe welvaartsmaat. Het is duidelijk dat de Marc Couckes, de Elon Musks of de bazen van wapenindustrie geen boodschap hebben aan een meer sociale en ecologische welvaartsmaat.

De ecologische partijen moeten nieuwe bondgenootschappen zoeken om de alternatieve welvaartsmaat opnieuw op de agenda te zetten.

Zo bracht de middenveldorganisatie Meer dan genoeg recent heel wat sociale en ecologische middenveldorganisaties samen, van ACV tot Greenpeace, van Bond Beter Leefmilieu tot het Belgisch Netwerk Armoedebestrijding. Samen schaarden zij zich achter een manifest dat oproept tot “diepgaande politieke veranderingen om de ongekende sociale en ecologische uitdagingen van vandaag aan te pakken”.

Ze roepen op om nieuwe verbeelding te creëren rond wat nu eigenlijk ‘genoeg’ is. Binnen een consumptielogica is er nooit genoeg. Er is altijd de mogelijkheid om meer te consumeren of te bezitten, maar we geloven niet dat dit mensen noodzakelijk gelukkiger maakt.” Aldus de organisatie.

1.2. Sociale rechtvaardigheid en respect voor immateriële waarden

Iedere mens is gelijkwaardig, heeft gelijke sociale, politieke en culturele rechten. Structurele uitsluiting of marginalisering van mensen of van groepen willen we bestrijden.

Solidariteit met wie minder geluk heeft in het leven werd in het verleden geschraagd door ons systeem van sociale bescherming. Dit systeem staat steeds meer onder druk. Werken op de arbeidsmarkt is de enige basis geworden voor (vervangings)inkomen en dus letterlijk ‘levensnoodzakelijk’.

Dit werd nog meer versterkt toen begin de jaren 90 van vorige eeuw socialisten en liberalen elkaar vonden in de ‘derde weg’. Niet de overheid maar wel de burger is verantwoordelijk voor zijn eigen tewerkstelling. De rol van de overheid wordt beperkt tot ondersteuning van het individu via beroepsopleiding of het verzamelen van vacatures. Wie ondanks deze begeleiding nog geen werk vindt heeft het aan zichzelf te danken. Er is werk genoeg en wie wil werken, vindt werk. Beleidsvoerders verminderen uitkeringen met als argument dat dit motiveert om werk te zoeken. Die moderne slavernij gijzelt iedereen op de arbeidsmarkt. Er is steeds minder waardering voor de ervaring en de inzet van mensen die niet (meer) actief zijn op de arbeidsmarkt. Dit isoleert en discrimineert ook de groeiende groep ouderen.

Bijna een eeuw geleden voorspelde econoom John Maynard Keynes dat we in 2030 maar vijftien uur zouden werken. De welvaart zou explosief groeien en een groot deel van die rijkdom zouden we omzetten in vrije tijd. Keynes was lang niet de enige die dacht dat we zo het ‘economische probleem’ zouden oplossen. Tot diep in de jaren zeventig was het een wijdverspreide gedachte onder economen en sociologen. ‘Het Einde van het Werk’ leek in zicht. Mensen droomden hardop van minder uren werken voor hetzelfde loon, meer tijd om te genieten, creatief bezig te zijn... Een werkweek van 36 uur of zelfs 30 uur werd een vakbondseis.

Die droom om minder te moeten werken voor hetzelfde loon werd helaas snel aan diggelen geslagen. Meer zelfs, mensen werken vandaag almaar meer en langer. De productiviteitswinst door de automatisering werd niet gebruikt om meer welzijn te creëren voor iedereen. De kloof tussen arm en rijk werd breder, zowel in ons eigen land als wereldwijd.

Ecologische partijen moeten de arbeidsherverdeling terug op de agenda zetten. Samen met het middenveld moeten we eisen dat de opbrengst van de nieuwe golf van technologische vooruitgang ten goede komen aan de werknemers. Een vierdagenweek en het (gedeeltelijk) loskoppelen van inkomen en arbeid is het antwoord op de ziekmakende doorholmaatschappij van vandaag. We moeten stoppen met het kleven van etiketten op wie niet mee kan met het opgelegde tempo.

 

We nemen mensen mee in de Groene wereld van morgen. Voor hetzelfde inkomen minder werken op de arbeidsmarkt en meer tijd hebben om te onthaasten, te zorgen voor elkaar, contact hebben met familie en vrienden, creatief bezig zijn en eigen talenten ontwikkelen.

In die samenleving is opnieuw meer ruimte voor creativiteit en cultuur. Kinderen worden niet alleen voorbereid op de arbeidsmarkt: het onderwijs zet in op de ontwikkeling van alle talenten van alle kinderen.

2. Basisdemocratie

Wij willen zo veel mogelijk mensen betrekken bij maatschappelijke besluitvorming, zonder hen daartoe te dwingen. Onze democratie staat open voor elke culturele achtergrond of levensbeschouwelijke overtuiging, zolang die de rechten van de mens respecteert.

Dit is wellicht de pijler die het meest nood heeft aan een eigentijdse invulling. Denk maar aan het veelvuldig misbruik van het begrip ‘draagvlak’… inspraak is niet gelijk aan de optelling van alle individuele wensen…zin en onzin van een referendum… politiek moet mensen niet vragen wat ze willen maar hen wel meenemen in een verhaal… hoe betrek je minder opgeleide of betrokken bewoners… wat is de rol van internetpeilingen, online chatmogelijkheden… sociale media…

Ook binnen onze eigen partij staat deze pijler zwaar onder druk. Meestal wordt basisdemocratie weggezet als iets uit de geitenwollensokkentijd dat met rotatie en andere principes de partij steeds weer in moeilijkheden brengt. Basisdemocratie was destijds vooral een pijler die de macht wilde leggen bij de leden en niet bij een kleine partijtop zoals in de ‘klassieke’ partijen het geval was.

Ondertussen hebben we het model van die traditionele partijen gewoon overgenomen en wordt de partij geleid door een kleine groep professionals. Termen als efficiëntie en professionalisering worden gebruikt om een strikte top down organisatie te verantwoorden. Alle inspraak wordt strikt georganiseerd binnen (online) formulieren met gesloten vragen en beperkte keuzemogelijkheden. Elk ideologisch debat is verdwenen en de kadervorming wordt beperkt tot praktische vaardigheden als het gebruik van communicatietools. Als de partij ervoor kiest om opnieuw radicaal op te komen voor onze waarden en ideeën kan dat alleen als alle leden mee zijn in ons verhaal, als er terug plaats is voor vorming en ideologisch debat.

3. Geweldloos

Het afwijzen van wapengeweld als middel om conflicten tussen staten op te lossen.

Dit is de meest verwaarloosde pijler. Na de val van de Muur, de vredesmarsen en de non-proliferatieverdagen heeft Groen samen met de vredesbeweging wellicht te lang op zijn lauweren gerust. Andere thema’s zoals het klimaat waren belangrijker.

De oorlog in onze achtertuin, in Oekraïne, heeft oude krachten weer wakker gemaakt. Het zwart/wit vijanddenken uit de Koude Oorlog is terug en blijkt opnieuw de motor van een bewapeningswedloop. Nooit kwamen er meer oud-generaals op de publieke omroep bevestigen dat er geen alternatief is voor de oorlog en dat we ons maar beter kunnen voorbereiden op het ergste. Intussen kunnen we met de huidige kernwapens onze wereld enkele honderden keren vernietigen.

In de partij gaapt een kloof  over dit thema (vaak tussen generaties). Die kloof moeten we niet dichten met wapens maar wel met praten. Binnen de partij moeten we breed in debat gaan met Pax Christi of Vrede nu.

 

Discussiestellingen

Stelling 1

Welke strategische keuze maken we?

Worden we voorzichtiger en minder ideologisch? Gaan we meer luisteren naar wat er leeft en bekijken we eerst of er een draagvlak is voor onze voorstellen? Investeren we verder in campagnes die duiden dat we meer zijn dan Groen?

Of kiezen we ervoor om duidelijke taal te spreken en radicaal op te komen voor onze waarden en ideeën? Willen we een fiere en overtuigde ecologische partij zijn die stap voor stap een draagvlak creëert voor haar ideeën?

Stelling 2

De basispijlers bij de oprichting van onze partij Agalev waren: ecologisch en sociaal, basisdemocratisch en geweldloos. Die pijlers blijven ook vandaag actueel. We moeten geen nieuw verhaal schrijven maar herbronnen en onze basispijlers hertalen naar de 21ste eeuw.

Stelling 3

Er wordt toegewerkt naar een herbronningscongres in het voorjaar van 2027. Dit congres wordt partijbreed voorbereid in lokale groepen en regionale vergaderingen. Hierbij wordt informatie gedeeld, vormingssessies georganiseerd en resoluties bediscussieerd die op het congres zullen voorliggen. De herbronning is een proces waar alle Groen leden over discussiëren en waarbij we op zoek gaan naar bondgenootschappen met het middenveld.

Stelling 4

Groen heeft het model van de traditionele partijen overgenomen en wordt geleid door een kleine groep professionals.  Termen als efficiëntie en professionalisering worden misbruikt om een strikte top down organisatie te verantwoorden. We kunnen alleen herbronnen en terug een sterke politieke partij worden als het zwaartepunt van de organisatie opnieuw bij de vrijwilligers ligt, zowel in besluitvorming als in initiatiefrecht en vrijheid om politiek vorm te geven. De rol van professionele medewerkers en mandatarissen moet ondersteunend zijn aan vrijwilligers, niet andersom. Groen moet haar vrijwilligers niet instrumentaliseren of aansturen met instructies en controle. Vertrouwen op de intrinsieke motivatie van vrijwilligers is essentieel voor een dynamische partij.

Stelling 5

Ploegspel en teamvorming zijn het fundament van de partij. De voorbije periode lag de focus bij veel mandatarissen te veel op individuele erkenning en persoonlijke carrière. Een politieke partij kan je niet boven water houden met een optelsom van individuele ambities.

Onze mandatarissen hebben een belangrijke rol bij de herbronning van de partij. Ze ondersteunen de vrijwilligers bij de organisatie van plaatselijke debatten. Ze gebruiken hun politiek zichtbaarheid om debatten en rond tafels met het betrokken middenveld op te zetten. Niet de activiteiten in het verkozen orgaan zijn hun eerste prioriteit. De komende jaren primeert het werken aan de herbronning en de verbreding van onze basis.

Stelling 6

De beslissing om nog voor het einde van het jaar een nieuw voorzitterschap aan te duiden is al genomen. Er is dus geen tijd voor een voorafgaande evaluatie. Voor GroenPlus is de vraag of er één voorzitter moet zijn dan wel een co-voorzitterschap niet van wezenlijk belang.

Wel verwachten we dat het kandidaat voorzitterschap zich positioneert op de volgende stellingen:

-  Kiest Groen voor een positionering die voorzichtiger is en punten zoekt waarvoor een draagvlak bestaat of profileert Groen zich als partij die radicaal opkomt voor haar ideeën en de rug recht als ecologische partij. (zie ook stelling 1)

-  Het nieuwe voorzitterschap engageert zich om werk te maken van de herbronning van de partij. Die herbronning vertrekt niet van een leeg blad maar baseert zich op onze drie basispijlers. Het proces eindigt voorjaar 2027 in een herbronningscongres. (zie ook stellingen 2 en 3)

-  Groen is een vrijwilligersorganisatie waar het zwaartepunt van de organisatie bij de vrijwilligers ligt. De voorzitter laat zich bijstaan door een congreswerkgroep die bestaat uit vrijwilligers die mee het herbronningstraject uittekenen. (zie ook stelling 4)

- Voor een partij is ploegspel en teamvorming het fundament. De voorbije periode lag de focus bij veel mandatarissen te veel op de individuele erkenning en de persoonlijke carrière.

Mandatarissen ondersteunen de vrijwilligers bij de organisatie van de plaatselijke werking en gebruiken hun politiek zichtbaarheid om het betrokken middenveld te betrekken bij de herbronningsdebatten. In de komende jaren primeert het werken aan de herbronning, de versterking en verbreding van onze basis op de activiteiten in de verkozen organen. (zie ook stelling 5)

 

Afdrukbare versie