‘Uitgevlagde’ maakindustrie
01 Maart 2024

Korte termijn is een term uit de macro-economie. Daarbij blijft de focus te veel op korte termijnwinst, wat ook de consequenties mogen zijn op langere termijn. Zo profiteren bedrijven graag van de mondiale economische ongelijkheid.
Vele bedrijven van bij ons weten al lang dat winst te halen valt door de productie te verplaatsen naar het Zuiden of het Oosten. In landen als Bangladesh, Indonesië, Ethiopië, Tanzania liggen de minimumlonen
4 à 20 keer lager dan bij ons, terwijl werk- en leefomstandigheden er slecht zijn. (Overigens, ook in Europa bestaan er grote verschillen tussen Oost en West!)
Het allerminste wat de arbeiders daar (en wij voor hen) mogen eisen, is werk aan een lokaal leefbaar loon.
Dat is dan nog zwakjes, met meestal geen of maar een magere uitkering bij ziekte of pensioen.
Op mij komt dit eeuwenoude onevenwicht als gewild, maar oneerlijk over. Eigenlijk houden we een soort slavernij in stand, in de plaats van gelijk loon voor gelijk werk te hanteren. Onze westerse welvaart is al eeuwenlang gestoeld op dit profijt. Als consument hebben we er voordeel bij. Maar klopt dat? Zijn we in het Westen ook bereid een eerlijkere prijs te betalen?
In de zucht naar winst en lage prijzen is onze maakindustrie, samen met haar CO²-uitstoot, grotendeels doorgeschoven -of noem het ‘uitgevlagd’- naar lageloonlanden. Dat gebeurde ten nadele van onze lokale industrie en werkgelegenheid. Erg pijnlijk als daardoor hier bedrijven moeten sluiten.
De extra milieulast wordt gemakshalve niet mee berekend en als de aanvoer stropt (zoals tijdens en na Covid-19) raakt de hele distributie ontregeld en dreigt er schaarste. We beseffen intussen dat we sterk afhankelijk geworden zijn van landen met autoritaire of zwakke regimes.
Uiteraard is alles constant in evolutie, zo ook verloningen. Zo zijn in China de gemiddelde lonen 160 keer hoger dan 50 jaar geleden, maar nog 3 keer lager dan bij ons. € 2 per dag is er nog altijd de armoedegrens.
Als 2de grootste economie vergroot China nu zijn macht door o.a. in Afrika te investeren, om voor de eigen productie broodnodige grondstoffen te bemachtigen. Ondertussen is de handelsbalans van de EU met China fundamenteel in onevenwicht. (China voerde in 2022 naar de EU € 400 miljard meer uit dan wat van hieruit naar China gaat!)
Wanneer producenten van bij ons hun producten daar laten fabriceren, valt het oneerlijke minder op.
Het wordt extra confronterend als de Chinese industrie de productie zelf in handen neemt, zoals die van zonnepanelen en elektrische auto’s.
Terecht wordt nu op de ongelijke milieunormen, arbeidsvoorwaarden en sociale lasten gewezen.
We voelen onze kwetsbaarheid ook door machtsverschuivingen op politiek en militair vlak. Eindelijk beseft Europa dat het zich minder afhankelijk moet maken. In academische kringen pleit men voor het terughalen van maakbedrijven. Zo stelt prof. Peter Tom Jones, die opkomt voor rechtvaardige duurzaamheid, dat we met de subsidieregels voor elektrische auto’s niet onze maar de Chinese autobouwers sponsoren.
Intussen bestelt De Lijn 500 bussen bij BYD in China en dreigt werkeloosheid bij Van Hool!
Machtsspel kleurt meer dan ooit de economie. Daarom is het belangrijk dat we als groenen blijven inzetten op duurzame productie in eigen land en bij onze buren. En tegelijk ook ijveren voor een eerlijkere verloning elders. Solidariteit voor meer welzijn van de ‘kleine man’, de arbeider, is nodig. Armoede dient uitgebannen, ook in landen waar een redelijk BBP dat maskeert. Daarnaast is een vermindering van industriële milieulast, vooral in Azië, urgent!
Etienne Hoeckx