Basisbereikbaarheid? Dat valt nog af te wachten

01 December 2023

Basisbereikbaarheid? Dat valt nog af te wachten

Alsof het om een Sinterklaasgeschenk ging, pakte De Lijn op 6 december uit met haar al lang aangekondigd plan ‘Basisbereikbaarheid’. Onder het motto ‘Mobiliteit van morgen start vandaag’ wordt vanaf 6 januari 2024 in heel Vlaanderen ‘De Lijn Flex’ uitgerold. Daarmee moeten we dan in de toekomst probleemloos onze bestemming bereiken.

Tot nu toe ging de vervoermaatschappij ervan uit dat we binnen de 750 meter op een tram of bus konden stappen. Als dat niet het geval was – buiten grotere woonkernen- was er de Belbus die je terplekke bracht. Dit systeem gaat nu op de schop en wordt vervangen door het plan ‘Basisbereikbaarheid’. Om dat doel te bereiken creëerde De Lijn het sleutelwoord ‘Hoppin’, met daaraan verbonden een Hoppincentrale die het hele rijgebeuren gaat coördineren.

Klinkt allemaal erg hoopvol en het leest makkelijk op papier, maar sta me toe daar, als regelmatig tram- en busreiziger, een paar vragen bij te stellen. Het werkwoord ‘hoppen’ –van het

Engelse ‘to hop = springen’- draait al een tijdje mee in ons taalgebruik. Je hebt ‘jobhoppers’ en ‘carrièrehoppers’. Maar keren we terug tot de Hoppin bij De Lijn. Het hele systeem is erop gebaseerd dat je, om een doel te bereiken, kan overstappen op meerdere deelsystemen. Je start bv. Met een tram of bus, die je tot bij de trein brengt. Na de treinrit stap je over op een deelfiets of een deelstep. Dat overstappen is niet nieuw. Al enkele jaren houdt De Lijn haar bussen weg uit grotere woonkernen. In de rand creëerde ze z.g. ‘busstations’, plekken waar buslijnen samenkomen en/of aansluiten op het tramnet. Prima voor de schone lucht, maar een miskleun wat de reistijd betreft. Uit ervaring weet ik dat ik 5 à 10’ tijd verlies om na een busrit op een tram te wachten die me in het centrum brengt. Vroeger deed ik dat in één enkele rit.

Cruciaal in heel dat Hoppinplan zijn de aansluitingen en de eindfase van de verplaatsing. Wat de aansluitingen betreft zit dat dus al niet snor in de steden. Wat moet dat dan worden om trein en ander openbaar vervoer op mekaar af te stemmen? Zeker in de provincie.

Eventjes een getuigenis van bestuurslid Kathleen Bevernage, rolstoelgebruiker en wonend in Ieper: “In 2016 beloofde men ons een efficiënter en comfortabeler openbaar vervoer om auto’s uit de files te halen. 7 jaar later is het enkel triestiger geworden, zeker voor mensen die niet in of nabij een groot centrum wonen. Men beloofde ons een vervoer op maat, maar spijtig genoeg ontbrak het aan de nodige middelen. Intussen was er nog de belbus, maar die wordt nu afgevoerd zonder waardige vervanger. Daardoor moeten mensen in landelijk gebied vaak 2 à 3 km ver te voet naar een bushalte. Il faut le faire met een wandelstok of rollator.
Men wil dit nu oplossen met deelauto’s, deelfietsen en steps; drie vervoermiddelen die niet haalbaar zijn voor mensen met verminderde mobiliteit. De flexbus komt enkel voorbij langs grote wegen en ze stopt enkel als je vooraf gemeld hebt aan een of andere halte te willen op- of afstappen.”

Eigenlijk is dat hele Hoppinplan afgestemd op een jong en vitaal reizigerspubliek, terwijl het juist de ouderen zijn die behoefte hebben aan een doordacht vervoersaanbod.

Conclusie? We zullen langer onderweg zijn en een verplaatsing gaat, zeker voor mensen die in de provincie wonen, meer kosten. En dat terwijl een goed geolied openbaar vervoer de norm en de verantwoordelijkheid van het beleid moet zijn.

Er ligt voor TreinTramBus en voor onze parlementairen nog aardig wat werk op te plank om dit plan te doorprikken en verder op te volgen.

 

Walter Decoene