De laatste etappe van onze 5-daagse bracht ons naar het vernieuwde visserijmuseum in Oostduinkerke.
Oostduinkerke, een charmant dorp aan de Belgische kust, is internationaal bekend om zijn unieke traditie van garnaalvissers te paard. Deze eeuwenoude praktijk, die deel uitmaakt van het immateriële cultureel erfgoed van UNESCO, vormt een van de vele fascinerende aspecten die het Visserijmuseum - tegenwoordig bekend als het NAVIGO-Nationaal Visserijmuseum - tentoonstelt. Het museum biedt bezoekers een diepgaande blik op de rijke maritieme geschiedenis en de evolutie van de visserij door de eeuwen heen.
We werden in 3 groepen verdeeld en onder de deskundige leiding van bevlogen gidsen kregen we een inkijk in het leven van de vissers, de ijslandvaarders en de garnaalvissers. Onze gids was een “kruier”, een garnaalvisser te voet. We starten in een vissershuisje waar we de sfeer van vroeger nog konden opsnuiven. De oude bedstee, de “twijfelaar “, de kinderwieg, de keuken met de grote haard. En buiten verschillende moestuintjes. Grootouders, ouders en kinderen leefden onder hetzelfde dak. Co-housing en kangoeroewonen avant la lettre.
Daarna gingen we terug in het vernieuwde stuk van het museum waar we direct naar de eerste verdieping gingen om de tentoonstelling te bekijken, de “Pèèrdevisschers”. Een reeks portretten van de Oostduinkerkse paardenvissers gemaakt door Stefan Van Vleteren. Van Vleteren, opgegroeid in Oostduinkerke, maakte de portretten niet aan zee maar in zijn studio. Resultaat zijn prachtige zwart-wit foto’s met de karakterkoppen van de “pèèrdevisschers “Er zijn momenteel nog 15 paardenvissers, waaronder ook 2 vrouwen. Het is een ambacht dat vroeger van generatie op generatie werd doorgegeven. De paarden die gebruikt worden zij Brabantse trekpaarden.
Van op de eerste verdieping konden we ook het skelet bekijken van de potvis “Valentijn “die 36 jaar geleden aanspoelde op het strand van Sint-André. Men heeft de potvis 30 jaar begraven, waarna hij museumklaar werd gemaakt door de faculteit diergeneeskunde van de UGent. De nieuwe museumvleugel werd speciaal gebouwd om deze potvis tentoon te stellen. Potvissen komen normaal niet voor in onze Noordzee. Diegenen die hier aanspoelen zijn verdwaalde exemplaren die in de winter van het noorden naar het zuiden trekken langs de oostzijde van de Atlantische oceaan en dan terecht komen in de trechter van de Noordzee.
Terug op de begane grond konden we historische vissersboten bewonderen, netten en ander gereedschap dat vroeger op zee werd gebruikt, evenals indrukwekkende schaalmodellen. Het museum geeft niet alleen inzicht in de technische aspecten van de visserij, zoals het bouwen van boten en het vervaardigen van netten, maar ook in de sociale impact ervan op gemeenschappen langs de Belgische kust.
Het museum herbergt ook heel wat diverse kunstwerken die te maken hebben met de zee en de visserij, o.a. van Constant Permeke, James Ensor en Leon Spilliaert. Een aantal zijn te bezichtigen in de kunstgalerij.
Daarna gingen we naar een zaal met een deel van de collectie van strandjutter Aäron Fabrice de Kisangani, die al 20 jaar lang dagelijks te stranden afschuimt om aangespoelde voorwerpen te verzamelen, gaande van haaientanden, schoenen, flacons van medicatie, flessen, touwen, legostukjes tot scherven, o.a. van de Red star line, enz...
Ons bezoek eindigde in de kelderverdieping waar diverse aquaria staan met de bewoners van de Noordzee en ook beelden worden getoond van de diepste waters van de Noordzee. Deze aquaria zijn erkend als dierentuin. Er leven 180 vissen van 19 verschillende soorten waaronder tarbot, tong, roggen en honshaaien.
Zoals dikwijls bij een interessant museum met een bevlogen gids is de tijd te kort. Maar niet getreurd, je kan altijd terugkomen. En daarna kan je iets eten of drinken in de vissersherberg “De Peerdevisscher “juist naast het museum. Weet wel dat je moet aanschuiven voor een plaatsje want reserveren kan niet.
En zo eindigde ook deze 5-daagse “groene strandjutters “. Spijtig dat er wat chaos was bij het middagmaal maar iedereen keerde moe maar tevreden terug naar huis.
Verslag : Gerda Sallaets