Coronanieuwsbrief 8 - bijlage 2: Op naar een nieuwe en betere inrichting van de woonzorgcentra

Op naar een nieuwe en betere inrichting van de woonzorgcentra

Interview - Evi Van Thienen

 

Het grootste deel van de oudere, hulpbehoevende bevolking in Vlaanderen komt in grote woonzorgcentra terecht. Toch zijn er al lange tijd kleinschalige, buurtgebonden initiatieven die bewijzen dat het anders kan. Door de hoge werkdruk voor zorgpersoneel en de snelle verspreiding van corona in de woonzorgcentra, klinken de stemmen voor alternatieve concepten als ‘kleinschalig genormaliseerd wonen voor ouderen’ (KGWO), ‘innovatieve arbeidsorganisatie’ (IAO) en het Zweedse ‘Tubbe-model’ steeds luider.

vrijdag 19 juni 2020 20:07

Spread the love
Corona_8_bijlage_2_afb1.png

 

Mieke Vogels van Groen Plus is een grote voorstander van kleinschalig en buurtgebonden opvang voor ouderen. Het grootste probleem van ons huidige zorgmodel is volgens Vogels dat er meer op de onkunde van hulpbehoevende mensen gefocust wordt dan op hun kunnen. “Als je niets meer kan, ga je naar een woonzorgcentrum en wordt je leven gereduceerd tot wachten.”

Volgens de vroegere minister voor Welzijn en Gezondheid is in het huidige Vlaamse zorgmodel niets op maat van de oudere, zorgbehoevende bewoner. “In de keuken helpen mag niet meer, je moet wachten tot ze je komen wassen en alles is op maat van de verpleegkundige die veel te hard en op een industriële manier moet werken.” Als alternatief verwijst Vogels naar het Zweedse Tubbe-model, dat daarentegen voor een groot stuk uitgaat van zowel kleinschaligheid, alsook mede- en zelfbeheer. “Ouderen en familieleden zitten daar mee in de raad van bestuur en mogen zelf het weekmenu opstellen, beslissen welke animatie er die week komt en nog veel meer.”

Volgens Vogels is het schandalig dat we nog steeds met behulp van subsidies uit het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden grootschalige mini-ziekenhuizen bouwen. “Zo dragen we bij aan de mensonwaardige opvang in rust- en verzorgingshuizen, waar mede door corona, ook veiligheid geen garantie blijkt te zijn.”

Een ander voordeel aan buurtgebonden en kleinschalige opvang zijn volgens Vogels de potentiële kruisbestuivingen. Bij buurtgebonden en genormaliseerde zorghuizen zouden veel meer burgers betrokken kunnen worden. “Als je in buurt X een groot sociaal restaurant hebt, zouden die eigenaars met het lokale zorghuis kunnen samenwerken. Zo steun je een lokaal restaurant in plaats van, zoals iedereen, bij de Sodexo’s te bestellen.”

Vervolgens vertelt Vogels ook over zorghuis ‘Perrekes’ in Geel. “Daar is sprake van volledige integratie in de buurt. Mensen komen er binnen en buiten om te helpen en ze hebben zelfs een moestuintje. Bovendien zingen de bewoners allemaal samen in een koor. Hun zaal staat ter beschikking van de school in de buurt en ze hebben een ‘crealokaal’, waar ouderen kunnen schilderen en dat ook door de lagere school in de buurt gebruikt wordt. Dat is geweldig, schilderijen van kinderen en ouderen met dementie hangen daar door elkaar. Op die manier werkt iedereen samen en steek je de ouderen niet weg.”

“Kleinschaligheid op zich maakt het verschil niet” 

In lijn met wat Vogels zegt, vindt Jurn Verschraegen, directeur van het Expertisecentrum Dementie in Vlaanderen, dat kleinschaligheid op zich het verschil niet maakt. “Wij ondersteunen inderdaad mensen of centra die bezig zijn met kleinschalig genormaliseerd wonen (KGWO), maar daar zit een erg belangrijke nuance op. Kleinschaligheid biedt geen garantie tot beter werken, omdat je in een kleinschalige setting ook perfect grootschalige mechanismen en het medisch model kunt toepassen. In Nederland, waar men zeer kleinschalig te werk gegaan is, kwam het routinematig werken op een gegeven moment heel sterk naar boven.”

Kleinschaligheid staat volgens de directeur van het expertisecentrum in functie van het normalisatieprincipe. “Mensen willen hun leven leiden zoals ze dat ook in het verleden gedaan hebben. Geef continuïteit aan hun levensloop en je zal merken dat ze gelukkiger en alerter zijn. Zo krijgen ze ook het gevoel dat ze zelf nog iets kunnen en mogelijkheden hebben, in tegenstelling tot het medische model dat focust op ‘wat ze niet meer kunnen’.” 

Alleen op een persoonlijke manier kan men genormaliseerd te werk gaan volgens Verschraegen. “Als men in een genormaliseerde omgeving bijvoorbeeld samen in een moestuintje werkt en samen het eten bereidt, zorgt dat voor een familiesfeer en voelen de bewoners zich persoonlijk ondersteund.” De directeur van het centrum benadrukt dat zo ook angsten en depressiviteit kunnen afnemen. “We denken soms dat ouderen met dementie niet openstaan voor nieuwe dingen, maar niets is minder waar. Wandelen, zingen en zelfs nieuwe liedjes leren zijn dingen die hen doen openbloeien en een belangrijk deel uitmaken van hun dag.”

Ook bij de kleinschalige leefeenheden van woonzorgcentrum de Wingerd in Leuven valt op dat de bewoners gelukkiger zijn. “Voor een goede levenskwaliteit is het belangrijk dat ouderen in een aangepaste omgeving terechtkomen, en niet in die van een klassiek wooncentrum. In onze wooneilandjes wonen alleen maar ouderen met dementie en we vinden dat je die mensen serieus moet nemen. We gaan hier niet voor therapeutische hardnekkigheid. Hier wonen acht mensen en de enige compromissen die we moeten zoeken zijn die van een nieuw samengesteld gezin, niet die van een internaat.” 

Volgens Vanwezer doen ze uiteraard hun best om ervoor te zorgen dat de bewoners veilig zijn, maar andere waarden zijn volgens hen ook belangrijk. “Ouderen mogen niet het gevoel hebben dat ze in een gevangenis terechtkomen. Als een bewoner het belangrijk vindt een tapijt op de kamer te hebben, krijgt die dat. Dat neemt misschien een valrisico met zich mee, maar een huiselijke context is ook van belang.”

Buurtgebonden, kleinschalig én innovatief

Lander Vermeerbergen, docent en postdoctoraal onderzoeker aan de KU Leuven, onderzocht het concept ‘Innovatieve arbeidsorganisatie’. “Bij IAO wordt met multidisciplinaire teams gewerkt die toegewezen worden aan één of twee kleine wooneenheden van maximum 15 bewoners. Bij een klassieke organisatie heb je bijvoorbeeld een team verpleegkundigen met één verantwoordelijke, alsook een team onderhoud, een team ergotherapie… Een multidisciplinair team daarentegen, bestaat uit een combinatie van personeel uit verschillende opleidingen. Uit ons onderzoek blijkt dat de werkbaarheid in die kleinschalige woonvormen veel hoger ligt”, zegt Vermeerbergen. Ook bij pandemieën zoals de huidige coronacrisis en eventueel toekomstige virussen biedt deze organisatiestructuur voordelen. “Bij IAO komen de bewoners met minder medebewoners in contact en is er daardoor vermoedelijk minder kans op een hoog aantal besmettingen.” 

Lise Vandecasteele van PVDA kaart bovendien het structureel personeelstekort in de woonzorgcentra aan. “Er wordt wel geïnvesteerd in nieuwe gebouwen, maar niet in mensen, en dat terwijl de zorgprofielen door de crisis nog zwaarder werden”, aldus Vandecasteele. Ook Vermeerbergen is zich bewust van de arbeidstekorten in de sector, maar zegt dat IAO daar deels een oplossing voor kan bieden. “Bij kleinschalig innovatief wonen heb je meer werkbare jobs, waardoor personeel minder snel ziek valt, minder snel last van een burn-out krijgt en minder snel op zoek gaat naar werk in andere sectoren. Het werk wordt aantrekkelijker en wie weet vinden mensen zo wel hun weg naar de zorgsector.” 

Dat er in zo’n organisatie meer personeelsleden nodig zijn, is volgens Vermeerbergen niet waar. “Het is een kwestie van reorganisatie en keuzes. Als je met multidisciplinaire teams werkt, is je takenpakket veelzijdiger en neem je bijvoorbeeld als verpleegkundige niet louter verpleegkundige taken op.” Andere taken worden dan weer doorgegeven en als werknemer kan je gemakkelijker je eigen werk bepalen. “Ook is er in zo’n omgeving meer plaats voor de mantelzorger, die mee kan helpen en meer betrokken kan zijn bij het leven van de hulpbehoevende oudere.” 

Volgens Vogels is buurtgebonden en kleinschalige opvang de voorwaarde om innovatief te werk te kunnen gaan. “Innovatief werken binnen grootschalige rusthuizen biedt geen antwoord op de essentie. Het belangrijkste is oudere mensen in hun waardigheid houden en uitgaan van wat ze zelf nog kunnen. Ook bij innovatieve arbeidsorganisaties in grote rusthuizen, opgedeeld in kleine leefeenheden weliswaar, zal die efficiëntie prioriteren en zullen dezelfde hygiënemaatregelen als in het klassieke model gelden. Daar zullen de ouderen nog steeds niet met de bereiding van de soep mogen helpen.” 

Vermeerbergen gelooft daarentegen wel in kleinschaligheid binnen grootschaligheid. “Binnen IAO kan je voorzieningen hebben van 600 bewoners, maar het op een specifieke manier inrichten zodat je kleine wooneenheden van tien personen hebt. Zo zijn ook dezelfde efficiëntie-winsten als bij een grootschalige voorziening mogelijk. Als je dan één grote keuken hebt voor al die wooneenheden, doet dat natuurlijk wel af aan de kwaliteit. Dat is een afweging die woonzorgcentra zelf moeten maken”, zegt Vermeerbergen. 

Vogels voegt hier aan toe dat in een kleinschalig zorghuis ook niet altijd een verpleegkundige aanwezig moet zijn. “Er moet altijd iemand zijn, maar dat kan evengoed een conciërge zijn. Bij kleinschaligere woonsituaties domineert dat veiligheids- en gezondheidsdenken van het huidige zorgmodel veel minder. Ook het welzijn van ouderen is belangrijk, niet louter hun veiligheid en gezondheid. Door mensen op te sluiten kom je nergens.” 

Directeur Verschraegen is het hier mee eens en voegt hieraan toe dat bij KGWO het empathisch vermogen van het personeel ook een belangrijke rol speelt. “Als je in zo’n woning terecht komt als hulpverlener moet je het leven van de bewoner centraal stellen. De kwaliteit van het leven staat centraal en het medische speelt mee op de achtergrond. De ondersteuning van zorgmedewerkers is enorm belangrijk, zij moeten zich goed voelen op hun terrein en goed kunnen omgaan met de noden van de bewoners en de familie.” 

Bij woonzorgcentrum De Wingerd in Leuven werkt men met een combinatie van KGWO en IAO. Het wooncentrum is opgedeeld in 16 groepen van acht personen. “Hier wonen in totaal bijna 147 mensen. Elke woning heeft zijn eigen karakter en regels, maar natuurlijk is er wel het nadeel dat je nog steeds mensen samenzet en minder integratie hebt. We hebben wel synergie op managementvlak, dat is een voordeel, maar voor mensen die van 20 kilometer verder komen zou het natuurlijk interessanter zijn, moesten ze in Holsbeek aan hun kerkplein kunnen blijven wonen. Ook zou je op lokaal niveau meer integratie kunnen waarmaken”, zegt Vanwezer. “Wij hebben een lokaal dienstencentrum waar mensen op café kunnen gaan, maar als je buurtgebonden te werk gaat en je een huisje op het marktplein hebt, kan je naar het café achter de hoek. Daar zitten ouderen en jongeren samen, dat is natuurlijk beter he.”

Concrete initiatieven in de praktijk

Volgens Vogels zijn er in Vlaanderen al heel wat initiatieven die naast de grote instellingen proberen te overleven. “Zorghuizen Perrekes in Geel en De Bijster in Essen zijn daar mooie voorbeelden van”, aldus Vogels. “Voor de Perrekes is het heel moeilijk om overeind te blijven. Zij krijgen elk jaar opnieuw een negatief verslag van de inspectie, waardoor ze hun subsidies dreigen te verliezen. De overheid heeft een hele lijst aan gezondheids- en veiligheidsvoorschriften die tot in het absurde gaan en gemaakt zijn op basis van die grootschalige instellingen.” 

Bovendien nemen verschillende senioren het initiatief om te gaan samenwonen. “Die mensen leggen hun centjes samen zodat ze in een later stadium een verpleegkundige kunnen aanwerven”, zegt Vogels, “maar als die dan subsidies vragen worden ze afgewezen wegens de oneindige lijst aan regeltjes. De regels zijn geschreven op maat van de grote voorzieningen. Iemand die van onderuit iets anders wilt doen, loopt altijd met zijn hoofd tegen de muur”, aldus Vogels. Ook Verschraegen vroeg vanuit de werkgroep KGWO bij de vorige minister meer plek en ruimte voor kleinschalige genormaliseerde modellen, maar tot op vandaag bleef die vraag onbeantwoord en wordt die keuze overgelaten aan initiatiefnemers uit het veld.

Hoe moet het nu verder?

“Het zou goed zijn moest de woonzorgsector klaargestoomd worden voor een eventuele tweede coronagolf, of ook toekomstige griepepidemieën en virussen”, zegt onderzoeker Vermeerbergen. “Kleinschalig innovatief wonen kan daar een belangrijke rol in spelen. Om de woonzorgcentra te stimuleren kan een stappenplan handig zijn, zodat woonzorgcentra in Vlaanderen stapsgewijs naar kleinschalig innovatief wonen kunnen overgaan.”

Volgens Vogels is een volledige reconversie nodig. “We moeten omschakelen naar de zorg van de 21e eeuw en dat doen we best kleinschalig en op lokaal niveau. We moeten stoppen met de financiering van grootschalige rusthuizen, het geld samenbrengen en de lokale overheden meer bevoegdheden geven.” 

Ten slotte voegt ze er nog aan toe dat dat niet méér geld hoeft te kosten. “Het is een kwestie van herverdelen en keuzes maken. Politici moeten eerst beslissen wat hun waarden zijn, wat voor ouderenzorg ze willen aanbieden en dan pas komt de vraag hoe we dat gaan betalen. We moeten geen geld toveren, maar het bestaande gewoon op een betere manier organiseren.”